Grondwettelijk Hof stelt prejudiciële vragen in de procedure inzake het uitgeversrecht
30 september 2024
Het Grondwettelijk Hof heeft op 26 september 2024 een gedeeltelijke uitspraak gedaan in de procedure die aangespannen werd door enkele platformen die de (gedeeltelijke) vernietiging vorderen van de Belgische implementatie van de Europese richtlijn inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt (de DSM Richtlijn).
De wet van 19 juni 2022 (BS 1 augustus 2022) introduceert onder meer het uitgeversrecht, een nieuw exclusief naburig recht voor persuitgevers op basis waarvan platformen voorafgaande toestemming van de uitgever nodig hebben voor het online hergebruik van perspublicaties. Deze regeling werd op Europees niveau ingevoerd om de uitgevers de mogelijkheid te bieden om de door hun gemaakte investeringen in degelijke journalistiek te kunnen recupereren, gelet op het grootschalige gebruik door online platformen zoals Google en Microsoft.
De Belgische omzetting houdt rekening met de praktische moeilijkheden voor de uitgevers om een correcte vergoeding te kunnen bekomen van de platformen, die immers vaak een zeer groot commercieel gewicht hebben, en soms zelfs een (semi)monopolie. Daarom voorziet de Belgische wetgeving in een geschillenbeslechtingsprocedure wanneer geen akkoord kan worden bereikt, alsook informatieverplichtingen om de waarde van het uitgeversrecht te kunnen bepalen.
Begin 2023 dienden onder andere Google LLC en Google Ireland alsook Meta Platforms Ireland een beroep tot vernietiging in bij het Grondwettelijk Hof tegen de Belgische implementatie van het persuitgeversrecht, in het specifiek gericht op de bindende geschillenbeslechtingsprocedure voor het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie en de informatieverplichting, omdat deze beweerdelijk in strijd zouden zijn met onder meer de vrijheid om handel te drijven. Vlaamse Nieuwsmedia kwam, samen met haar zusterfederaties LAPRESSE.be en WE MEDIA, tussen als belanghebbenden, om de Belgische Staat bij te staan en om mee te argumenteren dat de verzoeken van Google en Meta gebaseerd zijn op een verkeerde interpretatie van de Belgische implementatie.
Het Grondwettelijk Hof spreekt zich niet uit over de verenigbaarheid van de Belgische implementatie maar oordeelt dat er nood is aan het stellen van prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie, waarbij zij het Hof van Justitie vraagt om hulp bij de interpretatie van de artikelen 16, 20 en 21 van het Handvest, van artikel 15 van de richtlijn (EU) 2019/790 en van artikel 15 van de richtlijn 2000/31/EG. Gedurende de behandeling van de procedure voor het Hof van Justitie wordt de procedure voor het Grondwettelijk Hof geschorst.
Drie prejudiciële vragen hebben betrekking op het uitgeversrecht:
- Dient artikel 15 van de richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 « inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van Richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG » in die zin te worden geïnterpreteerd dat het zich verzet tegen een nationale wetgeving die voorziet in een afgebakende onderhandelingsprocedure, waarop wordt toegezien door een administratieve overheid waarvan de beslissingen vatbaar zijn voor beroep voor een rechtsinstantie, en die kan leiden tot een verplichting om de persuitgevers te vergoeden voor het onlinegebruik van hun perspublicaties, los van het feit dat die publicaties door de persuitgevers zelf online zijn geplaatst ?
- Dient artikel 15 van de voormelde richtlijn (EU) 2019/790, in samenhang gelezen met de artikelen 16, 20 en 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in die zin te worden geïnterpreteerd dat het zich verzet tegen een nationale wetgeving die de aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij een eenzijdige en niet-wederkerige informatieplicht oplegt naar de persuitgevers toe, wat met name aan de persuitgevers te verstrekken vertrouwelijke informatie over de exploitatie van de perspublicaties betreft, en dat zelfs wanneer de persuitgevers zelf de perspublicaties online hebben geplaatst, en zonder rekening te houden met de winst die door de persuitgevers wordt gegenereerd, noch met de mate waarin zij hun investering hebben gerecupereerd door het onlinegebruik van hun perspublicaties op de door de voormelde aanbieder ter beschikking gestelde platformen, zonder te waarborgen dat de informatie vertrouwelijk zal blijven overeenkomstig de door die aanbieder opgelegde voorwaarden ?
- Dient artikel 15 van de voormelde richtlijn (EU) 2019/790, in samenhang gelezen met de artikelen 16, 20 en 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en met artikel 15 van de richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 « betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt », in die zin te worden geïnterpreteerd dat het zich verzet tegen een nationale wetgeving die voorwaarden oplegt waaronder met elke persuitgever overeenkomsten moeten worden gesloten voor het onlinegebruik van zijn perspublicaties, met inbegrip van de verplichting om een vergoeding te betalen voor het onlinegebruik van de perspublicaties, los van het feit of de persuitgevers zelf de betrokken publicaties online hebben geplaatst, verplichting die voor alle perspublicaties zou gelden zonder een onderscheid te maken naargelang de inhoud al dan niet beschermd is door auteursrechten of naargelang de gebruikers toegang kunnen krijgen tot de integrale publicaties of enkel tot uittreksels ervan, en die zou leiden tot een verplicht nauwlettend toezicht op de content die door de gebruikers op het platform wordt geplaatst ?
Het Hof van Justitie wordt nu verzocht advies te geven hoe het Europees verdrag en de Europese Richtlijn moet worden uitgelegd, dan wel hoe die van toepassing is op de procedure voor het Grondwettelijk Hof. Indien het Hof kiest om advies uit te brengen, kunnen alle betrokken partijen een opinie bezorgen aan het Hof van Justitie, waarna de rechter-rapporteur een rapport opstelt ten behoeve van de hoorzitting. Elk van de partijen kan verzoeken de zaak mondeling te behandelen, dit kan een hoorzitting of binnenskamers zijn. Tot slot volgt, na de conclusie van de advocaat-generaal, de bindende beslissing. Het Grondwettelijk Hof is vervolgens gebonden rekening te houden met deze beslissing in haar eindoordeel. De duur voor de behandeling van prejudiciële zaken bedraagt gemiddeld zo’n 17 maanden, waardoor een finale uitspraak nog even op zich zal laten wachten.
In tussentijd blijft de Belgische implementatie gelden, aangezien de procedure voor het Grondwettelijk Hof geen schorsende werking heeft.
Europa bereikt nu ook akkoord over Digital Services Act
26 april 2022
Amper een maand nadat een politiek akkoord werd bereikt over de Digital Markets Act, is het Europees Parlement en de Raad tot een akkoord gekomen over de Digital Services Act. Deze verordening focust zich voornamelijk op illegale online content en hoe men hiermee moet omgaan.
Het akkoord omvat onder meer volgende zaken:
- Inzake de strijd tegen illegale en schadelijke content worden heel grote platformen (Very Large Online Platforms, of VLOPs) (met meer dan 45 miljoen gebruikers in de EU) onderworpen aan strengere verplichtingen. Ze moeten systematisch risicoanalyses uitvoeren en worden jaarlijks onderworpen aan onafhankelijke audits. Deze platformen kunnen in crisistijden door de Europese Commissie verplicht worden om bepaalde gevaren te beperken.
- Het rapporten van illegale content (‘notice and take down’) krijgt een duidelijker en strenger kader waarbij gebruikers makkelijker illegale content kunnen aangeven en platformen hiertegen snel actie moeten ondernemen. Het verbod op algemeen toezicht blijft van toepassing, al mogen tussenpersonen wel specifiek toezicht houden zodat illegale content niet opnieuw geüpload wordt.
- De fundamentele rechten (vrijheid van meningsuiting, mediapluralisme, mediavrijheid, etc.) moeten te allen tijden beschermd worden, online en offline. Klachten moeten op een niet-discriminerende en niet-willekeurige manier behandeld worden.
- Trusted flaggers worden aangesteld door de Digital Service Coordinators en moeten onafhankelijk zijn en het algemeen belang vertegenwoordigen. Onderzoekers, fact-checkers en anti-piraterij verenigingen worden als trusted flaggers beschouwd, persuitgevers niet.
- Met betrekking tot het online adverteren zullen gebruikers meer inspraak krijgen over het gebruik van hun eigen persoonsgegevens. Gepersonaliseerde advertenties worden verboden voor minderjarigen en ook gevoelige informatie (vb. religie, seksuele geaardheid) mag niet gebruikt worden.
- Het manipuleren van gebruikers zodat ze instemmen met het verzamelen van gegevens (‘dark patterns’) wordt verboden.
- Wanneer platformen niet voldoen aan de opgelegde regels kunnen er boetes opgelegd worden tot 6% van hun volledige omzet. Met betrekking tot heel grote platformen (VLOPs) heeft de Europese Commissie de exclusieve bevoegdheid om te naleving te eisen.
De verordening moet eerst nog formeel worden goedgekeurd door het Europees Parlement en de Raad, en zou in werking treden in de herfst van 2022.
Belgisch uitgeversrecht krijgt vorm: wetsontwerp tot omzetting van de DSM richtlijn
21 april 2022
Het wetsontwerp tot omzetting van de Europese Richtlijn 2019/790 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt (de zogenaamde “DSM” richtlijn) is bekendgemaakt in de Kamer. Deze richtlijn introduceert een nieuw exclusief naburig recht voor persuitgevers, “het uitgeversrecht”, waardoor zij opnieuw kunnen beslissen hoe en waar hun content online wordt verspreid. Op grond van dit exclusieve recht dienen aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij (zoals de gekende online platformen waaronder Google, Facebook en Microsoft) toestemming te krijgen van de uitgever bij online gebruik van perspublicaties van deze uitgever, tenzij dat gebruik onder een van de wettelijk uitzonderingen van de richtlijn zou vallen.
De richtlijn, die reeds dateert van 17 april 2019, moest reeds omgezet zijn in Belgische wetgeving op 7 juni 2021. Er waren slechts drie lidstaten die deze deadline haalden, namelijk Nederland, Duitsland en Hongarije. Momenteel hebben reeds twaalf lidstaten de richtlijn omgezet. Met de behandeling van het wetsontwerp in de Kamer, komt België alvast dichter bij de daadwerkelijke omzetting.
Het wetsvoorstel omvat onder meer de volgende zaken:
- Er wordt geen link voorzien tussen artikel 15 (uitgeversrecht) en artikel 17 (value gap) van de richtlijn. België blijft van mening dat het opnemen van persuitgevers onder het toepassingsgebied van artikel 17 in strijd zou zijn met de richtlijn, ook al sluiten de richtsnoeren van de Europese Commissie persuitgevers niet uit als rechthebbenden.
- De uitzonderingen inzake het hergebruik van perspublicaties uit de richtlijn werden integraal opgenomen. Wat betreft de uitzondering voor “afzonderlijke woorden of zeer korte fragmenten” verduidelijkt de Memorie van Toelichting van het wetsontwerp dat bv. een fragment van een zeker aantal karakters (bv. 200 karakters, ongeacht of dit de titel of de tekst van de perspublicatie betreft) of persfoto’s en cartoons in de meeste gevallen niet als een zeer kort fragment beschouwd kunnen worden.
- De passende vergoeding voor journalisten zal worden bepaald via een collectieve overeenkomst en zal langs journalistenzijde uitsluitend kunnen worden uitgeoefend via een beheersvennootschap.
- Er wordt voorzien in twee aparte geschillenbeslechtingsmodellen, enerzijds voor geschillen tussen de uitgever en dienstverlener/platform en anderzijds voor geschillen tussen uitgever en auteur/journalist. Indien er geen akkoord kan worden gevonden tussen uitgever en dienstverlener/platform kan beroep gedaan worden op het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie (BIPT), dat een bindende beslissing kan nemen inzake de verschuldigde vergoeding. Tegen deze beslissing kan een beroep worden ingesteld bij het Marktenhof. Indien er geen akkoord wordt bereikt tussen uitgever en auteur/journalist, ondanks poging tot bemiddeling, kan beroep gedaan worden op een commissie.
- Er wordt voorzien in een informatieverplichting, zowel voor de dienstverleners/platformen ten opzichte van de persuitgevers, als voor de persuitgevers ten opzichte van de auteurs/journalisten. De dienstverlener/Het platform moet aan de persuitgever alle nuttige, actuele, relevante en volledige informatie verstrekken die rechtstreeks betrekking heeft op de perspublicaties waarvan de uitgever houder is en de uitgever moet aan de journalistenvereniging alle nuttige, actuele, relevante en volledige informatie verstrekken in verband met de vergoeding die de uitgever ontvangt van de dienstverlener/het platform.
- Er wordt een nieuwe kortgedingprocedure in het leven geroepen om de strijd tegen online inbreuken aan te gaan waarbij platformen concrete maatregelen moeten nemen om deze content te verwijderen. Deze nieuwe kortgedingprocedure zorgt ervoor dat deze inbreuken sneller, efficiënter en op duurzame wijze aangepakt kunnen worden. De rechter kan hierbij voorlopige maatregelen opleggen om een einde te maken aan de inbreuk of de gevolgen ervan te beperken. De maatregelen mogen ook uitgebreid worden tot een website die een replica is van de website waartegen de maatregelen bedoeld zijn.
- De mogelijkheid tot oprichting bij Koninklijk Besluit van een nieuwe dienst – de dienst voor de strijd tegen inbreuken op het auteursrecht en de naburige rechten op het internet – die bij machtiging van de voorzitter van de ondernemingsrechtbank de voorlopige maatregelen kan uitvoeren en nadere toepassingsregels kan bepalen.
De Kamercommissie Economie zal zich nu buigen over het wetsvoorstel.
Europa bereikt akkoord over Digital Markets Act
25 maart 2022
Op 24 maart 2022 werd een politiek akkoord bereikt tijdens de trialoogonderhandelingen in het kader van de Digital Markets Act (DMA). Deze verordening heeft als voornaamste doel om de dominante marktpositie van gatekeepers te beperken en de concurrentie te herstellen.
De DMA introduceert duidelijke verplichtingen waaraan gatekeepers moeten voldoen, zo wordt de toegang tot diensten van aanbieders van kernplatformen gegarandeerd door het gebruik van eerlijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden (de zogenaamde FRAND-voorwaarden). Daarnaast komen er nieuwe regels inzake (i) monopolievorming, (ii) de bescherming van de privacy van gebruikers, (iii) toegang tot data voor zakelijke gebruikers en (iv) een rulebook voor online adverteren.
Het toepassingsgebied van de DMA werd eveneens uitgebreid zodat het niet enkel app-stores dekt, maar ook sociale netwerken en zoekmachines.
Gatekeepers worden ook verboden (i) hun eigen diensten voorrang te geven op andere, (ii) data te gebruiken die verzameld zijn voor andere doeleinden en (iii) oneerlijke voorwaarden op te leggen aan zakelijke gebruikers.
Bij niet-naleving van het wetgevend kader kunnen de Europese mededingingsautoriteiten boetes opleggen aan gatekeepers tot 10% van hun wereldwijde inkomsten (of zelfs 20% in geval van herhaalde inbreuken). Ook zullen er sancties opgelegd kunnen worden, zoals bv. een verbod tot overname of de verplichting een bedrijf op te splitsen.
De wet moet eerst nog formeel worden goedgekeurd door het Europees Parlement en de lidstaten, maar zou in werking treden vanaf 2023.
GUIDELINES EUROPESE COMMISSIE MET HET OOG OP HET VERSTERKEN VAN DE GEDRAGSCODE INZAKE DESINFORMATIE
10 juni 2021
De Gedragscode inzake desinformatie maakt momenteel het onderwerp van herziening uit. De Europese Commissie wil de code versterken waar nodig en hebben enkele aanbevelingen gedaan waar ze de code graag gewijzigd zien.
De Europese Commissie hoopt dat de gedragscode een effectiever hulpmiddel zal worden en heeft volgende aanpassingen voorgesteld:
- Spelers moeten aangemoedigd worden zich bij de code aan te sluiten en er zouden gepersonaliseerde verbintenissen opgesteld moeten worden op basis van de grootte van de spelers en de aard van de diensten.
- Platformen en andere spelers moeten samenwerken om ervoor te zorgen dat desinformatie gedemoniseerd wordt. Dit kan o.a. door informatie te delen waarbij een advertentie geweigerd werd zodat de transparantie en verantwoordelijkheid verbeterd wordt.
- De code moet het manipulatief gedrag dekken dat gebruikt wordt om desinformatie te verspreiden (bv. fake accounts, georganiseerde manipulatieve campagnes).
- Gebruikers zouden gemakkelijker desinformatie moeten kunnen aangeven. De personen wiens account of content werd aangegeven, zouden de mogelijkheid moeten krijgen hiertegen in beroep te gaan.
- Er is nood aan een betere samenwerking met factcheckers en een regelgevend kader rond de toegang tot data voor onderzoekers.
- Er moet eveneens een monitoringkader komen op basis van de KPI’s die de resultaten en impact van de platformen kunnen meten. De platformen moeten deze gegevens regelmatig delen met de Europese Commissie.
- Er moet een Transparantie Centrum opgericht worden waarbij iedereen die de code ondertekend heeft, moet meedelen welke acties hij heeft ondernomen om aan de code te voldoen, hoe deze uitgevoerd worden en hun data meedelen die nuttig zijn voor de KPI’s. Daarnaast zou ook een permanente task force opgericht moeten worden die helpt de code te herzien.
News Media Europe, de Europese federatie van nieuwsuitgevers, sluit zich aan bij bovenstaande aanbevelingen, maar vraagt bijkomend expliciet de persvrijheid te waarborgen en op te nemen in de herziening van de gedragscode dat:
- De ondertekenaars mogen geen perstitels discrimineren, bv. via aanbevelingssystemen, waarschuwings- of labellingtools.
- De ondertekenaars mogen geen fact-check uitvoeren op redactionele media, die reeds beschikken over interne redactieteams en handelen volgens de journalistieke beroepsethiek.
- Het systeem waarbij gebruikers content aangeven, mag niet als basis dienen om content te verwijderen. Dit kan enkel door rechtbanken of nationale regulatoren.
Analyse van de vergoeding voor uitgevers voor het digitaal gebruik van hun content op platformen in Spanje
29 maart 2021
De Spaanse onderzoeksgroep Qbo heeft onderzocht of hun huidige vergoedingsmodel voldoende is of dat er nood is aan herziening.
De studie heeft als eerste stap de schade die de perssector de afgelopen jaren heeft geleden, geanalyseerd. In de laatste twee decennia heeft de papieren nieuwssector wereldwijd jaarlijks meer dan 1,8 miljard euro inkomstenverlies geleden. Papieren kranten worden steeds meer en meer ingewisseld voor een digitale versie wat zorgt voor een drastische vermindering van inkomsten, enerzijds door het verlies aan advertentie-inkomsten, anderzijds door de terughoudendheid van lezers om online abonnementen aan te gaan. Daarbovenop innen de grote techgiganten meer dan 70% van alle advertentie-inkomsten. De advertentie-inkomsten van de krantenuitgevers zijn sinds 2002 de advertentie-inkomsten met 50% zijn gedaald. In 2019 bedroegen de inkomsten ‘amper’ 809 miljoen euro. De totale investering in advertenties wordt geschat op 1.799 miljoen euro, waardoor de schade van de digitalisering 990 miljoen euro bedraagt.
De vermindering in advertenties-inkomsten komt uiteraard door de vermindering in vraag. Hier is echter wel een paradox ontstaan: de advertentie-inkomsten zijn dan wel gedaald, het aantal lezers is gestegen met bijna 30% sinds 2002. Meer dan de helft van de bevolking vindt het betalen voor nieuws echter te duur en zoekt een gratis manier om nieuws te consumeren.
Sinds 2002 gaat er jaarlijks gemiddeld 722 miljoen euro verloren aan advertentie-inkomsten en 1.112 miljoen euro aan de vermindering van de krantenverkoop, terwijl er maar voor zo’n 21 miljoen euro aan digitale abonnementen bijkomen.
Daarnaast is het ook veel makkelijker om toegang te krijgen tot online illegale content. Volgens de studie is de waarde van illegale content 447 miljoen euro. Platformen zorgen er –direct of indirect – voor dat personen op deze illegale sites terechtkomen waardoor de verspreiding blijft verdergaan.
Ook knipseldiensten werden onder de loep genomen aangezien ruim 78% van de bedrijven artikelen aangeleverd krijgen, goed voor 46 miljoen euro. Uit navraag is gebleken dat wanneer deze personen geen artikelen zouden ontvangen, 60% alsnog een abonnement zou aangaan.
De studie deed vervolgens enkele voorstellen om de goede verstandhouding tussen platformen en uitgevers te garanderen. Ze benadrukt het belang van een goede samenwerking, omdat enerzijds platformen de weg leiden naar digitale kranten en anderzijds de uitgevers extra lezers verkrijgen door platformen. Zoals hierboven reeds aangehaald, genieten de platformen momenteel van een ongelijk voordeel aan inkomsten, waardoor er nood is aan duidelijke overeenkomsten tussen uitgever en platform. De samenwerking tussen beide partijen gaat momenteel ofwel over het genereren en verbeteren van de trafiek naar de websites van de uitgever ofwel over de vergoeding voor de toegang tot betaalde content.
In het rapport wordt het volgende geanalyseerd:
- Evaluatie van samenwerkingen waarbij uitgevers vergoed worden via het verhogen van de trafiek naar de websites
- Evaluatie van samenwerkingen waarbij uitgevers vergoed worden via het verhogen van verkoop van content
- Aanbeveling inzake procedures voor het beheren van advertentie-inkomsten
- Aanbeveling inzake een duurzaam vergoedingsmodel
Uit onderzoek is gebleken dat er 22.349 miljoen bezoekers nodig zijn om de val in inkomsten te compenseren, wat vier keer hoger is dan het huidig aantal bezoekers. Er moeten dan ook oplossingen gezocht worden voor nieuwe vergoedingen, zoals (i) een systeem ontwikkelen dat vier keer zoveel bezoekers trekt; (ii) de gemiddelde inkomsten per bezoek verhogen of; (iii) een directe vergoeding om de schade te beperken. Daarnaast zou het aantal personen dat een abonnement aangaat eveneens moeten opgetrokken worden tot 20.94 miljoen om alle verliezen goed te maken. In het rapport wordt verduidelijkt dat elke maatregel die trafiek stimuleert, inkomsten per bezoek verhoogt etc. slechts bepaalde specifieke titels zal vergoeden. Volgens het rapport is het dan ook nodig om sector-overkoepelende maatregelen te nemen. De sector moet universeel en eerlijk worden behandeld zonder dat enkele titels worden gefavoriseerd o.b.v. links of commerciële relaties. Het afsluiten van een groot aantal individuele contracten is namelijk ontzettend duur en vraagt een grote mate aan monitoring aan de kant van de platformen, wat onhaalbaar is. In het rapport wordt dan ook voorgesteld om het huidige vergoedingsmodel van advertenties aan te passen zodat de inkomsten terugvloeien naar de rechthebbenden.
Als aanbeveling voor een duurzaam vergoedingsmodel verwijst het rapport naar de ontwikkelingen in Australië en Canada en de Europese Richtlijn die een naburig recht voor persuitgevers invoert. Volgens het rapport wordt de richtlijn momenteel geschonden aangezien de inkomsten van de rechthebbenden gehalveerd worden rekening houdend met het feit dat het totale inkomen van de sector een daling van 47% inhoudt. Aangezien in de kostenstructuur van een krant de redactiekost 20% uitmaakt van de totale operationele kosten, stelt het rapport voor om 264 miljoen euro voor digitaal hergebruik proportioneel te laten vergoeden door de platformen op basis van hun marktaandeel.
Tot slot wordt in het rapport een pleidooi gehouden voor het instellen van een verplicht collectief beheer teneinde een hogere en duurzamere vergoeding te garanderen t.a.v. de platformen. Een correcte vergoeding voor het digitaal hergebruik zou 7-9 % van de advertentie-inkomsten van de platformen bedragen, wat in lijn ligt met de andere Europese landen. Zo heeft bv. Duitsland de vergoeding op 11% geplaatst en heeft ook Frankrijk soortgelijke marges.
Google en Facebook blijven zich engageren om desinformatie omtrent COVID-19 te beperken
Het afgelopen jaar bereikte fake news een nieuw hoogtepunt. Het nieuws omtrent COVID-19 werd gretig gedeeld, net zoals de desinformatie over het virus. De Europese Commissie heeft daarom de platformen verzocht vooruitgangsrapporten op te stellen over de maatregelen die zij nemen om desinformatie omtrent COVID-19 te bestrijden. Over de eerste rapporten berichten we reeds in november. Hierin werden verschillende maatregelen genomen zoals de gratis advertentieruimte, investeringen in de journalistiek en een betere toegang tot juiste, betrouwbare informatie. Sindsdien hebben de platformen nog bijkomende maatregelen genomen.
De hoeveelheid fake news omtrent de vaccinatiecampagne is de laatste maanden enorm gestegen. De platformen werken nauw samen met nationale overheden en internationale organisaties – zoals de Wereldgezondheidsorganisatie en de Verenigde Naties – om de bevolking klaar te stomen zich te laten inenten en desinformatie in te perken. Zowel Google en Facebook verwijderen eveneens berichten van desinformatie m.b.t. vaccinatie, zeker wanneer deze ingaan tegen de mening van de gezondheidsexperts.
Het advertentiebeleid van Facebook werd geüpdatet zodat advertenties die mensen ontmoedigen zich te laten vaccineren, afgekeurd worden. Wanneer er informatie omtrent COVID-19 wordt opgezocht bij Google Search, wordt onmiddellijk een lijst van geautoriseerde vaccins beschikbaar gesteld op basis van je locatie. Facebook heeft ook de Facts-pagina omtrent het virus opnieuw gelanceerd. Daarnaast zal Google ook een COVID-19 Vaccine Counter-Misinformation Open Fund oprichten, wat zich zal focussen op het verbreden van de kennis van factchecking.
Google heeft sinds januari 2020 meer dan 98 miljoen corona-gerelateerde advertenties verwijderd. In België werden tot februari 2021 439.142 advertenties en 173 URLs geblokkeerd maar geen enkel account geschorst, waardoor we beter doen dan onze buurlanden. Duitsland spant de kroon met 11.019.539 geblokkeerde advertenties, 766 geblokkeerde URLs en 15 geschorste account, Nederland volgt met 4.392.200 geblokkeerde advertenties 22 geblokkeerde URLs en 10 geschorste accounts en in Frankrijk werden 525.188 accounts en 1624 URLs geblokkeerd en 5 accounts geschorst.
Facebook heeft sinds oktober 2020 wereldwijd meer dan drie miljoen berichten gerelateerd aan COVID-19 verwijderd, waarvan er zo’n 135.000 in Europa waren.
Australië keurt de News Media and Digital Platforms Mandatory Bargaining Code goed
26 februari 2021
In Australië heeft de regering op 25 februari 2021 het wetsvoorstel, dat platformen zoals Facebook en Google verplicht te onderhandelen met nieuwsuitgevers om hen een passend aandeel te betalen, goedgekeurd met enkele significante versoepelingen voor de platformen.
Reeds in 2019 probeerde de Australische Mededingingsautoriteit te onderhandelen met Facebook en Google om een vrijwillige gedragscode op te stellen. Het werd snel duidelijk dat er op vrijwillige basis niets zou gebeuren waardoor een ontwerp van een verplichte gedragscode werd overwogen.
Zowel Google als Facebook waren hierover niet te spreken en vonden dit onwerkbaar en onevenredig. De code zou een foutieve weerspiegeling geven van hoe de platformen met de uitgevers omgaan. Volgens beide platformen krijgen nieuwsuitgevers genoeg media-aandacht en genieten ze van voldoende voordelen, zo behouden ze zelf de controle welk nieuws zij op hun Facebookpagina’s plaatsen en of de gebruikers dit mogen delen. De advertentieopbrengsten die Facebook hieruit zou verkrijgen, zouden niet “noemenswaardig” zijn. Google vond dan weer dat geen vergoeding hoeft betaald te worden wanneer er maar beperkte delen van een artikel getoond worden.
Afgelopen december werd het wetsvoorstel officieel ingediend in het Parlement. Als protest ging Google vervolgens voor een klein uurtje gedeeltelijk offline – ze noemden het zelf standaardroutine, a lijkt het eerder een blijk van hun machtspositie – maar begon wel onmiddellijk te onderhandelen met uitgevers zodat ze enerzijds konden aantonen dat een wetgevend initiatief niet nodig was en anderzijds dat ze hun eigen voorwaarden in de overeenkomsten konden opnemen.
De wet bepaalt onder andere volgende zaken:
- Platformen moeten een passend aandeel betalen voor het geheel of gedeeltelijk reproduceren van nieuws of het weergeven van links naar nieuws;
- Een platform moet ‘aangewezen’ worden door de minister vooraleer zij onder de wet vallen. De minister onderzoekt voornamelijk of er een significant onevenwicht is tijdens het onderhandelen (de wet zou momenteel enkel betrekking hebben op Google en Facebook);
- Er zijn een reeds minimumstandaarden waaraan platformen moeten voldoen zoals nieuwsmedia meedelen welke types data worden verzameld of wanneer er wijzigingen in hun algoritmes zijn;
- De non-differentiatiebepalingen zorgen ervoor dat platformen geen onderscheid mogen maken tussen verschillende nieuwsbedrijven;
- Wanneer beide partijen niet tot een akkoord komen, moeten ze verplicht in arbitrage gaan. Elke partij mag dan hun ‘final offer’ indienen, waarna een arbitragepanel kan kiezen tussen beide bedragen of zelf een bedrag bepalen wanneer beide bedragen niet in het algemeen belang zijn.
Begin februari uitte Microsoft zich als voorstander van de wet en is bereid uitgevers te betalen wanneer de wet op hen van toepassing zou zijn. Dit voornamelijk om hun marktaandeel in Australië te laten groeien. Google kwam onmiddellijk met een antwoord in de vorm van Google News Showcase, waaraan meerdere Australische titels deelnemen. In de dagen die volgden, sloot Google met verschillende andere mediabedrijven overeenkomsten.
Facebook daarentegen gooide het over een andere boeg en haalde uit protest elk vorm van nieuws offline en werd het onmogelijk nieuws te delen. Zo werden de pagina’s van Australische media geblokkeerd en konden overheidspagina’s geen nieuwsupdates meer geven over o.a. het coronavirus of bosbranden. De Australische regering ging in gesprek met Facebook en kwamen tot een akkoord om enkele wijzigingen – of versoepelingen – aan te brengen in de wet.
- Bij het aanwijzen van een platform, zal de minister nu bijkomend rekening houden of het digitaal platform een significante bijdrage heeft geleverd aan de duurzaamheid van de Australische nieuwsmedia door commerciële overeenkomsten met hen te sluiten;
- Wanneer de regering de intentie heeft het platform aan te wijzen, moet het platform hiervan op de hoogte gebracht worden. Het definitief aanwijzen mag niet eerder dan één maand na de kennisgeving;
- De non-differentiatiebepalingen zullen niet in werking treden wanneer commerciële overeenkomsten geleid hebben tot verschillende bedragen in vergoedingen;
- Verplichte arbitrage waarbij zelf een bedrag wordt vastgelegd, is een laatste redmiddel. Wanneer commerciële overeenkomsten niet kunnen gesloten worden, zal er eerst een bemiddelingsperiode van twee maanden starten vooraleer men verplicht wordt in arbitrage te treden.
De regering heeft vervolgens de wet, met de overeengekomen wijzigingen, goedgekeurd. Facebook laat ondertussen ook weer nieuws toe op hun platform en hebben verschillende mediabedrijven intentiebrieven laten tekenen waarin zij verzekeren nieuws aan Facebook te verstrekken.
Beide platformen zijn nu intensief aan het onderhandelen vooraleer zij onder de wet kunnen vallen. Met de nieuwe voorwaarde om aangewezen te worden, is het afwachten of dit als ‘significante bijdrage aan de nieuwsmedia’ kan worden beschouwd aangezien dit ervoor kan zorgen of de techgiganten al dan niet onder de code zullen vallen. De wet heeft er alleszins al toe geleid dat beide platformen aan het onderhandelen zijn en uitgevers willen vergoeden voor hun content, iets wat voorheen niet altijd even evident was.
De Europese federaties van uitgevers, namelijk EMMA, ENPA, EPC en News Media Europe sporen alvast samen met Microsoft Europa aan een soortgelijkend arbitragemodel te voorzien in toekomstige Europese wetgevingen om te verzekeren dat ook Europese persuitgevers op basis van het uitgeversrecht, zoals ingevoerd door de Richtlijn Auteursrechten, billijk zullen worden vergoed door de platformen.
Reeds in 2019 probeerde de Australische Mededingingsautoriteit te onderhandelen met Facebook en Google om een vrijwillige gedragscode op te stellen. Het werd snel duidelijk dat er op vrijwillige basis niets zou gebeuren waardoor een ontwerp van een verplichte gedragscode werd overwogen.
Zowel Google als Facebook waren hierover niet te spreken en vonden dit onwerkbaar en onevenredig. De code zou een foutieve weerspiegeling geven van hoe de platformen met de uitgevers omgaan. Volgens beide platformen krijgen nieuwsuitgevers genoeg media-aandacht en genieten ze van voldoende voordelen, zo behouden ze zelf de controle welk nieuws zij op hun Facebookpagina’s plaatsen en of de gebruikers dit mogen delen. De advertentieopbrengsten die Facebook hieruit zou verkrijgen, zouden niet “noemenswaardig” zijn. Google vond dan weer dat geen vergoeding hoeft betaald te worden wanneer er maar beperkte delen van een artikel getoond worden.
Afgelopen december werd het wetsvoorstel officieel ingediend in het Parlement. Als protest ging Google vervolgens voor een klein uurtje gedeeltelijk offline – ze noemden het zelf standaardroutine, a lijkt het eerder een blijk van hun machtspositie – maar begon wel onmiddellijk te onderhandelen met uitgevers zodat ze enerzijds konden aantonen dat een wetgevend initiatief niet nodig was en anderzijds dat ze hun eigen voorwaarden in de overeenkomsten konden opnemen.
De wet bepaalt onder andere volgende zaken:
- Platformen moeten een passend aandeel betalen voor het geheel of gedeeltelijk reproduceren van nieuws of het weergeven van links naar nieuws;
- Een platform moet ‘aangewezen’ worden door de minister vooraleer zij onder de wet vallen. De minister onderzoekt voornamelijk of er een significant onevenwicht is tijdens het onderhandelen (de wet zou momenteel enkel betrekking hebben op Google en Facebook);
- Er zijn een reeds minimumstandaarden waaraan platformen moeten voldoen zoals nieuwsmedia meedelen welke types data worden verzameld of wanneer er wijzigingen in hun algoritmes zijn;
- De non-differentiatiebepalingen zorgen ervoor dat platformen geen onderscheid mogen maken tussen verschillende nieuwsbedrijven;
- Wanneer beide partijen niet tot een akkoord komen, moeten ze verplicht in arbitrage gaan. Elke partij mag dan hun ‘final offer’ indienen, waarna een arbitragepanel kan kiezen tussen beide bedragen of zelf een bedrag bepalen wanneer beide bedragen niet in het algemeen belang zijn.
Begin februari uitte Microsoft zich als voorstander van de wet en is bereid uitgevers te betalen wanneer de wet op hen van toepassing zou zijn. Dit voornamelijk om hun marktaandeel in Australië te laten groeien. Google kwam onmiddellijk met een antwoord in de vorm van Google News Showcase, waaraan meerdere Australische titels deelnemen. In de dagen die volgden, sloot Google met verschillende andere mediabedrijven overeenkomsten.
Facebook daarentegen gooide het over een andere boeg en haalde uit protest elk vorm van nieuws offline en werd het onmogelijk nieuws te delen. Zo werden de pagina’s van Australische media geblokkeerd en konden overheidspagina’s geen nieuwsupdates meer geven over o.a. het coronavirus of bosbranden. De Australische regering ging in gesprek met Facebook en kwamen tot een akkoord om enkele wijzigingen – of versoepelingen – aan te brengen in de wet.
- Bij het aanwijzen van een platform, zal de minister nu bijkomend rekening houden of het digitaal platform een significante bijdrage heeft geleverd aan de duurzaamheid van de Australische nieuwsmedia door commerciële overeenkomsten met hen te sluiten;
- Wanneer de regering de intentie heeft het platform aan te wijzen, moet het platform hiervan op de hoogte gebracht worden. Het definitief aanwijzen mag niet eerder dan één maand na de kennisgeving;
- De non-differentiatiebepalingen zullen niet in werking treden wanneer commerciële overeenkomsten geleid hebben tot verschillende bedragen in vergoedingen;
- Verplichte arbitrage waarbij zelf een bedrag wordt vastgelegd, is een laatste redmiddel. Wanneer commerciële overeenkomsten niet kunnen gesloten worden, zal er eerst een bemiddelingsperiode van twee maanden starten vooraleer men verplicht wordt in arbitrage te treden.
De regering heeft vervolgens de wet, met de overeengekomen wijzigingen, goedgekeurd. Facebook laat ondertussen ook weer nieuws toe op hun platform en hebben verschillende mediabedrijven intentiebrieven laten tekenen waarin zij verzekeren nieuws aan Facebook te verstrekken.
Beide platformen zijn nu intensief aan het onderhandelen vooraleer zij onder de wet kunnen vallen. Met de nieuwe voorwaarde om aangewezen te worden, is het afwachten of dit als ‘significante bijdrage aan de nieuwsmedia’ kan worden beschouwd aangezien dit ervoor kan zorgen of de techgiganten al dan niet onder de code zullen vallen. De wet heeft er alleszins al toe geleid dat beide platformen aan het onderhandelen zijn en uitgevers willen vergoeden voor hun content, iets wat voorheen niet altijd even evident was.
De Europese federaties van uitgevers, namelijk EMMA, ENPA, EPC en News Media Europe sporen alvast samen met Microsoft Europa aan een soortgelijkend arbitragemodel te voorzien in toekomstige Europese wetgevingen om te verzekeren dat ook Europese persuitgevers op basis van het uitgeversrecht, zoals ingevoerd door de Richtlijn Auteursrechten, billijk zullen worden vergoed door de platformen.
Platformen pleiten in de Senaat voor het reguleren van fake news
27 januari 2021
In de Senaat zijn de hoorzittingen omtrent het Informatieverslag Fake News nog steeds lopende. Zo werden vorig jaar reeds verschillende professoren, de Vereniging voor Journalisten en de Raad voor de Journalistiek uitgenodigd om hun standpunt uiteen te zetten. De hoorzittingen werden verder gezet op 18 januari 2021 met de staatssecretaris van Digitalisering Michel en met vertegenwoordigers van Facebook, Google, de European External Action Service (EEAS) en de Vrije Universiteit Brussel.
“Sociale media kanalen kunnen niet verantwoordelijk worden gesteld voor elk bericht dat op een platform geplaatst wordt, aangezien ze enkel instaan voor de verspreiding en niet voor de inhoud van een bericht,” poneerde Staatsecretaris Michel. Elkeen zou zelf verantwoordelijk moeten gehouden worden voor de berichten die hij of zij zelf plaatsen. Fake news is de laatste jaren een maatschappelijk probleem geworden. Burgers moeten leren met een kritische blik naar nieuws te kijken.
Facebook en Google hebben reeds zelf voor hun platformen een kader opgesteld. Facebook heeft met zijn Community Standards regels gecreëerd die bepalen hoe iemand zich moet gedragen op het platform, maar niet welke informatie er mag gedeeld worden. Facebook wil hiermee de vrijheid van meningsuiting en de toegang tot betrouwbare informatie garanderen. Het kader van Google omvat daarentegen wel regels omtrent het verwijderen van accounts en de bestrijding van desinformatie. Facebook zal enkel accounts of berichtgeving verwijderen wanneer hun Community Standards geschonden worden. Is dit niet het geval, wordt het bericht enkel minder verspreid of wordt een waarschuwingslabel geplaatst. Facebook vindt namelijk dat het als privaat bedrijf niet kan beslissen wat als “acceptable speech” geldt, maar neemt wel de verantwoordelijkheid om misinformatie te bestrijden.
De EEAS heeft reeds een gedragscode over desinformatie ontwikkeld waarin wordt beschreven (i) hoe platformen moeten omgaan met desinformatie, (ii) hoe ze monitoring kunnen vermijden, (iii) hoe ze meer transparantie kunnen verzekeren en (iv) een kader omtrent algoritmes.
Het delen van online content is een gedeelde verantwoordelijk en moet wettelijk verankerd worden. Om fake news grondig te bestrijden, is een allesomvattend regelgevend kader nodig zodat alle platformen de nodige maatregelen kunnen nemen. Alle partijen verwelkomen dan ook de Europese wetsvoorstellen Digital Services Act en Digital Markets Act.
Europese Commissie publiceert de Digital Services Act en de Digital Markets Act
23 december 2020
De Europese Commissie heeft op 15 december 2020 de langverwachte wetsvoorstellen Digital Services Act en Digital Markets Act gepubliceerd. Deze voorstellen hebben tot doel online platformen te reguleren om een veilige internetomgeving te creëren waarin onze fundamentele rechten gegarandeerd worden.
De Digital Services Act zou het in eerste instantie makkelijker moeten maken om illegale content te rapporteren. De verordening, die geen concrete definitie geeft aan de term “illegale content”, maakt de procedure minder omslachtig. Een gebruiker kan simpelweg, met vermelding van (i) de uitleg waarom de content illegaal is, (ii) de link naar de content, (iii) de eigen naam en e-mailadres en (iv) een verklaring van goed vertrouwen, de illegale content rapporteren. De platformen maken het ook mogelijk meerdere inbreuken tegelijkertijd aan te geven. Het platform bezorgt de rapporteur verplicht een bevestiging van ontvangst, net zoals ze hen hun finale beslissing meedelen. Wanneer er beslist werd tot verwijdering over te gaan, moet ook de inbreukmaker duidelijk geïnformeerd worden. Het platform behoudt echter nog steeds het laatste woord over deze beslissing.
Voorts wordt er prioriteit gegeven aan “trusted flaggers”. Wanneer deze personen illegale content rapporteren, behandelen platformen dit eerst. Bedrijven gespecialiseerd in intellectuele eigendomsrechten kunnen ook trusted flaggers aanleveren, op voorwaarde dat men aantoont dat men de nodige expertise beheerst op het vlak van copyrightinbreuken.
Op vlak van aansprakelijkheid blijven platformen in het voordeel. De uitzondering van artikel 3 e-Commerce Richtlijn (2000/31/EC) blijft gelden. Zo kan de provider die proactief reageert op illegale content niet aansprakelijk gesteld worden en er rust geen verplichting om algemeen te monitoren op illegale content. Daarnaast wordt ook een nieuw principe in het leven geroepen: providers kunnen niet aansprakelijk gesteld worden wanneer zij vrijwillig eigen onderzoeken uitvoeren om illegale content te detecteren.
De Digital Services Act beschrijft ook enkele algemene voorwaarden. Alle platformen moeten over een klachten- en beroepsprocedure en buitenrechtelijke geschillenregeling beschikken; er moeten duidelijke algemene voorwaarden zijn; striktere voorwaarden inzake transparantie en adverteren. Voor de grootste platformen – degenen die minstens 45 miljoen mensen bereiken in de Europese Unie – gelden er bijkomende maatregelen. Zo moeten zij jaarlijks een risicoanalyse doen met o.a. de verspreiding van illegale content en de negatieve impact op de fundamentele rechten. Daarnaast wordt nog meer transparantie gevraagd, van het meedelen van de algoritmes tot het meedelen van data aan onderzoekers. De boetes van niet-naleving kunnen oplopen tot 6% van de totale omzet van het voorgaande boekjaar.
Om de toepassing en de uitvoering van de verordening te garanderen, worden Digital Service Coordinators in het leven geroepen. Zij mogen o.a. informatie opvragen en tijdelijke maatregelen opleggen. Daarnaast zijn ze ook bevoegd voor het aanstellen van de trusted flaggers.
De Digital Markets Act omvat regelgeving omtrent oneerlijke praktijken van gatekeepers, met ex-ante regels voor schadelijk marktgedrag. Het toepassingsgebied slaat enkel op de “grootste providers”, afhankelijk van hun omzet, aantal gebruikers en duurzame positie.
Gatekeepers moeten o.a. hun gebruikers toegang geven tot hun eigen data; adverteerders en uitgevers de nodige informatie bezorgen om hun eigen verificatie van hun advertenties te doen; proactief maatregelen nemen zodat bv. de software van derden goed samenwerkt met hun eigen systeem. Daarnaast wordt het verboden om reeds geïnstalleerde apps te blokkeren voor verwijdering en mogen ze niet langer data van hun zakelijke gebruikers gebruiken om met hen te concurreren. Bij inbreuk op deze regels, kunnen de boetes oplopen tot 10% van de totale omzet van het voorgaande boekjaar.
De Digital Services Act en de Digital Markets Act werden met veel tromgeroffel aangekondigd, maar het ontbreekt de voorstellen wat aan daadkracht. “De voorstellen van de Commissie gaan nergens ver genoeg, we hebben nood aan duidelijke regels en een glasheldere, versterkte aansprakelijkheidsregeling om te tech giganten te reguleren”. Het is dan ook een gemiste kans dat de Europese Commissie geen bindend instrument of code heeft voorgesteld om het inherente onevenwicht in onderhandelingsmacht met de gatekeepers aan te pakken”, aldus Wout Van Wijk, Directeur News Media Europe.
Het Europees Parlement is nu aan zet om zich te buigen over de ingediende wetsvoorstellen.